Draag bij aan kennis uit de praktijk
Naast het onderzoek bij de proefopstelling in het Westelijk Havengebied, wordt door de onderzoeksgroep kennis opgedaan uit de praktijk. Hier kunt u aan bijdragen!
Heeft u bomen in granulaat staan? Laat ons onderzoeken hoe de bomen groeien en hoe het substraat functioneert. U krijgt een gedetailleerde rapportage en advies op maat.
Hieronder vindt u de rapportages van de praktijkonderzoeken in Arnhem, Velsen en Amsterdam. Het Amsterdamse onderzoek aan de maassluisstraat hebben we bovendien in een fotoverslag weergegeven.
In de Maassluisstaat in Amsterdam staan 52 bomen in een mix bestaande uit o.a. honingboom, hemelboom, paardenkastanje, valse acacia, valse christusdoorn en amberboom. De bomen zijn ruim vijf jaar geleden geplant in een brede, lange strook in bomengranulaat. De bomen vertonen een wisselende over het algemeen matige groei. Bij alle bomen is de conditie bepaald aan de hand van scheutlengte- en chlorofylfluorescentie metingen. Bij twaalf bomen zijn profielkuilen rond de bomen gegraven.
De wortels zijn in kaart gebracht door ze te tellen. De intensiteit is zowel in het zandcunet als onder de klinkerverharding als in het bomengranulaat beoordeeld. Ook zijn uitvoerig grondradarmetingen gedaan om te voorspellen waar wortels zich mogelijk bevinden. Om de dichtheid van het bomengranulaat vast te kunnen stellen zijn LWD metingen uitgevoerd.
Over de LWD-MeterZowel onder parkeerzijde als aan de autoluwe zijde zijn sterk verhoogde verdichtingen gemeten. In grote delen van het bomengranulaat zijn verdichtingen gemeten die ver boven de aanbevolen waarden liggen. De beworteling laat een beperkte relatie zien t.a.v. de verdichting van de bodem. Vooral de bovenste 30 cm is intensief doorworteld. Bij de valse acacia’s is veel zware wortelopdruk te zien. De wortels groeien pal onder de verharding in het zandcunet en bij deze boomsoort groeien geen wortels in het bomengranulaat. Bij de andere bomen zit de intensieve beworteling in het bomengranulaat vooral in de bovenste tien centimeter. Dit is het meest intensief bij de honingboom. Vanaf tien centimeter en dieper is de beworteling extensiever, maar tamelijk homogeen.
De valse acacia heeft de grootste scheutlengten en de valse Christusdoorn de kleinste scheutlengten. Ten opzichte van wat verwacht mag worden van deze boomsoorten en de leeftijd groeien de bomen in het algemeen matig. Een aantal bomen lijken zelfs aan de grenzen van groei te zitten. Uit chlorofylfluorescentiemetingen blijkt dat de valse Christusdoorn, de honingboom en de amberboom verlaagde waarden hebben. De bladeren zijn onvoldoende vitaal voor een goede fotosynthese.
Er zijn geen nazakkingen van de verharding aangetroffen. Wel is bij verschillende bomen na ruim vijf jaar sprake van ernstige wortelopdruk. Dit neemt de komende jaren verder toe. De verwachting is dat de bomen niet duurzaam tot ontwikkeling zullen komen. De mengverhouding in dit bomengranulaat is circa 80% hardsteen en circa 20% kleibestanddelen. Per kuub is slechts een geringe hoeveelheid doorwortelbaar materiaal aanwezig wat voor vocht en voedingsleverantie zorg moet dragen. Een voorzichtige conclusie is dat het beperkte doorwortelbare volume de meest bepalende factor lijkt te zijn voor de matige groei van de bomen.
Wilt u bijdragen aan de wetenschap, antwoord op uw vragen en advies om uw bomen beter te laten groeien? Vraag dan via onderstaand formulier een vrijblijvende offerte aan.
Thank you! Your submission has been received!
CONTACTPERSOON
Edwin Peterse
info@bomengroeiproef.nl
085-822 80 10